Bedreigen mega-galeries het huidige kunstsysteem?

Published: February, 2020, HET FINANCIEELE DAGBLAD

Een dramatisch bericht in november op Twitter luidde: ‘De grote galeries van New York zetten hun consolidatie door. Een bedreiging voor de middelgrote en kleine galeries die ze leegstropen’. Het werd geplaatst door Roberta Smith, een van de meest gerespecteerde kunstcritici. De directe aanleiding was de aankondiging dat de Amerikaanse kunstenares Nicole Eisenman zich bij de mega-galerie Hauser & Wirth had aangesloten. Eisenman, die zowel schildert als beeldhouwt en die in haar kleurrijke figuratieve werken speelt met sociale verwachtingen en rolpatronen omtrent de vrouw, was reeds lang een zogenoemde artist’s artist, maar wordt sinds kort ook door de markt omarmd.

Drie maanden later heeft Hauser & Wirth nog meer gewilde marktkunstenaars ‘gestroopt’, onder wie George Condo, Avery Singer en Nicolas Party. De concurrent David Zwirner zat ook niet te slapen; al in 2018 had hij marktlieveling Nijdeka Akunyii Crosby aan boord gehaald en recentelijk Barbara Kruger. Ropac sleepte in 2018 de nalatenschap van Donald Judd binnen en vorig jaar die van Rosemarie Castoro. White Cube heeft twee weken geleden de representatie van de hippe Julie Curtiss aangekondigd. Enzovoorts.

We zien een wereldwijde machtsconsolidatie door een kleine groep internationaal opererende mega-galeries en daartegenover een moeizaam overlevingsgevecht van traditionele middelgrote en kleine galeries. Ik hoor u denken, Amazon.com versus de vertrouwde boekwinkels om de hoek, precies. Uit nieuwsgierigheid heb ik de prijzen van de kunstwerken opgeteld van de preview die ik van Gagosian heb gekregen voor de laatste Art Basel Miami Beach (niet eens de belangrijkste beurs van het jaar). De galerie nam voor ruim $150 mln aan kunstwerken mee naar Miami; met de kanttekening dat uiteraard niet alle werken worden verkocht en niet altijd de gevraagde prijs wordt neergeteld. Ter vergelijking, 41% van de galeries in Berlijn, dat geldt als een belangrijk oord voor hedendaagse kunst, heeft een jaarlijkse omzet van minder dan €100.000.

Mega-galeries hebben een wereldwijd netwerk van ruimtes, waardoor ze kunstenaars kunnen begeleiden in de keten van maken, tentoonstellen en opwaarderen van hun werk. Ze financieren de productie van werken, dat vooral van belang is voor video’s en sculpturen.

Het maken van de animatronische Female Figure van Jordan Wolfson, een speciale techniek waarbij de beweeglijke sculptuur oogcontact heeft met de kijker, kostte volgens de kunstenaar bijvoorbeeld ‘honderden duizenden dollars’. Geen enkele kleine galerie zou het kunnen bekostigen. De mega-galeries beschikken verder over ijzersterke logistieke infrastructuren, waarmee zij vaak museumtentoonstellingen bijstaan. Toen Anselm Kiefer in 2018 een soloshow had in de Hermitage in St. Petersburg, heeft Ropac zelf wanden in Oostenrijk laten maken, solide genoeg voor Kiefers loodzware schilderijen, en deze naar Rusland laten vervoeren.

Expansiedrift

Mega-galeries hebben eigen uitgeverijen, managers voor afzonderlijke kunstenaars, persafdelingen en afdelingen die musea bedienen. Hauser & Wirth heeft niet alleen een netwerk van ruimtes in London, Summerset, Zürich, New York, Los Angeles, Hongkong, St. Moritz en Gratz; de galerie bezit ook een hotel in Schotland en enkele restaurants. Ze organiseren cursussen voor curatoren, hebben een kunstadviesbedrijf en een eigen non-profit stichting die artistieke projecten ondersteunt; ze geven het kunstjournaal Ursula uit én het parfum Manuela. Kortom, ze streven ernaar om zoveel mogelijk aspecten van de kunstproductie en kunstreceptie te controleren.

De controlestrategie en expansiedrift geldt voor alle mega-galeries. Het nieuwe gebouw van Pace in New York, dat de galerie vorig jaar in gebruik nam, heeft een huurcontract van 20 jaar dat de galerie in 2039 naar schatting rond de $300 mln zal hebben gekost. Het complex heeft naast prachtige tentoonstellingsruimtes, sculptuurterrassen en zalen voor private diners met adembenemende uitzichten op Manhattan, een bibliotheek die geopend is voor het publiek. Ook in dit geval wil de galerie de musea, het brede publiek en de verzamelaars bedienen en de artistieke en financiële waarde van de kunst omhoog brengen.
Is het consolidatieproces zo slecht? De expansie is in ieder geval niet te stoppen en ondanks de ophef over ‘stropen’ wordt hij voortgezet. Stropen is overigens geen correcte beschrijving van het fenomeen, want kunstenaars kunnen altijd zelf beslissen om hun oude galeries af en toe een tentoonstelling te gunnen; iets wat sommigen ook doen.

Twee aspecten van de machtsconsolidatie zijn echter gevaarlijk. Op de eerste plaats de nauwe samenwerking van deze galeries met instituties en verzamelaars. Dit creëert een collectieve blindheid voor kunstenaars die buiten de netwerken van de mega-galeries opereren. Zowel verzamelaars als musea neigen te geloven dat de waarde alleen bij de grootste galeries gewaarborgd blijft en hopelijk stijgt.

Het tweede gevaar is meer ideologisch van aard. Als kunst ons iets over het leven wil vertellen, dan moet de kunstenaar inzichten en levenservaring hebben; die krijgen we door vallen en opstaan. Grote kunstenaars uit het verleden hadden allerlei tragedies te verwerken, maar niets kon hen weerhouden om kunst te maken.

Denk aan Willem de Kooning die ‘s avonds na een dag in zijn atelier moest kiezen tussen iets te eten of een sigaretje roken. Zou Van Gogh zijn koortsachtige creatieve fase hebben doorgemaakt als hij veilig bij een topgalerie had gezeten die alles voor hem regelde? De echte angst van Roberta Smith is wellicht die voor normalisering van de kunstproductie en voor de teloorgang van de magie die kunst omgeeft.